Gastenboek
Deze pagina is voor het
laatst bijgewerkt op
28-02-13.
| |
De derde Irene
|
|
Gebouwd op de GHH Rheinwerft Walsum in 1957 als Sattelschlepper
'Rhenus 142', lang 80 m. breed. 9,5 m. diepgang 2,69 m. uitgerust met 2 x
MAN-Diesel van 1100 pk samen. In 1968 verkocht aan dhr. Orloffsky uit Homberg/Rh.
In de vaart als m.s. 'Danzig'. In 1969 voorzien van 2x SKL-Diesel van 1760 pk
samen. In 1976 verkocht aan H. Arends uit Rotterdam. In de vaart als m.s.
'Irene'. In 1980 weer geschikt gemaakt om te slepen en voorzien van een
boegschroef. In 1987 voorzien van 2x Caterpillar-diesel van 1360 pk samen. In
1991 verkocht aan W. Pleket uit Terneuzen, in de vaart als m.s. 'Tornado' In
deze tijd ook omgebouwd en de stuurhut naar het achterschip verplaatst. In 1999
is dit schip naar België verkocht en nog steeds als m.s. 'Tornado' in de vaart.
|
De derde Irene was de vroegere Danzig, bekend als een van de snelste
schepen op de Rijn. In Duitsland werd het schip 'Der Rocker vom Rhein'
genoemd. Toen wij dit schip voor de eerste keer gingen bekijken, kwamen wij
vooral onder de indruk van de twee SKL hoofdmotoren. Het waren imposante
machines, vooral in vergelijking met de MWM van het vorige schip. Hun
gezamenlijke vermogen was 1760 PK en ze wogen maar liefst 27 ton per stuk.
De brug bevond zich in het midden van het schip. Hiervandaan werden ze
bediend door middel van telegrafen, die elektrisch doorgekoppeld waren op de
motoren. Een ander voordeel was dat deze machines nog maar zeven jaar oud
waren. Het schip had echter ook een groot nadeel, er waren acht ruimen die
met ijzeren luiken afgedekt waren. Het was een heel gesjouw om dit schip
open en dicht te leggen. Als je dat op één dag deed, had je met z'n
tweeën 50 ton ijzer in de handen gehad. Daarna was je aardig versleten,
maar het was goed voor de lijn en voor de spierballen. Ook op deze luiken
kon weer met deklading gevaren worden. De firma Damco maakte hiervan flink
gebruik. Steeds opnieuw waren wij weer onder de indruk van de snelheid van
dit schip, we gingen heel wat schepen voorbij op een dag. Zag je een berg
water opspatten en daar een stuurhut bovenuit, dan was dat de Irene.
|
|
De Irene liggend in de Waalhaven te Nijmegen,
in april 1978, een maand voor de grote ruimombouw.
|
Na twee jaar met dit schip te hebben gevaren,
vonden we de luiken toch wel erg zwaar worden. Er werd besloten om vijf
ruimschotten uit het schip te slopen, zodat er drie grote ruimen over zouden
blijven. De denneboom (laadhoofd) werd verhoogd en er kwam een kap aluminium
luiken op. Het werd allemaal veel beter te hanteren. Een prettige
bijkomstigheid was dat de laadruimte zo'n 500 m3 groter werd en
zo op 1800 m3 inhoud kwam. Het laadvermogen vermeerderde zich van 1220
tot 1227 ton.
|
|
Zo zag de Irene er uit kort na de grote ombouw
van de ruimen en met de nieuwe aluminium luiken. Er werden tevens twee
luikenwagens gemaakt waarmee wij, met behulp van een liertje, de luiken konden
lichten en verplaatsen.
|
Ondertussen was de firma Damco opgegaan in het Nedlloyd concern. Eind 1978
kwam er een einde aan de samenwerking met Nedlloyd en kwamen wij weer op de
vrije markt. Vanwege het grote ladingaanbod zijn wij toen leuk bezig
geweest. Begin 1979 werden beide hoofdmotoren gereviseerd. Mijn oom had ondertussen een huurcontract voor een jaar
met de firma Heinrich Hanno B.V. afgesloten. Daarvoor gingen wij vooral veel sojabonen
naar Mainz varen en cellulose naar Germersheim en Kehl. Meestal kwamen we
dan met grind voor Noord-Nederland terug. Dit was een gezellige tijd met
voldoende rust en we kregen nog wel eens de gelegenheid om ergens leuk de stad in te
gaan. Zo werd Mainz bijna onze tweede thuishaven.
|
|
De Irene lossend in Mainz-Weisenau bij de
sojafabriek. De fabriek was kapot geweest en de Irene had een maand geladen
gelegen, vandaar de aangegroeide scheepswand. Op deze foto is ook duidelijk
de indeling in drie ruimen te zien.
|
In 1979 werden er veel sleepschepen in Rotterdam
geladen met zonnebloempitten voor Mainz-Mombach. Daar is een oliefabriek die
deze pitten perst en er zonnebloemolie van maakt. De resten worden dan tot
veevoer verwerkt. De firma Heinrich Hanno had in die tijd een probleem. Hoe krijgen
we de sleepschepen vanuit Rotterdam naar Mainz-Mombach. De meeste sterke sleepboten waren al van de
Rijn verdwenen. De enkele die er nog waren, waren allemaal van
werk voorzien. Tot er een van de heren op het kantoor van Hanno, op het
idee kwam dat de Irene met zijn grote vermogen best zou kunnen slepen.
Na
overleg met mijn oom werd er besloten dat de Irene in januari 1980 bij
scheepswerf Schram in Bolnes weer geschikt zou worden gemaakt om te slepen.
Dit was nogal een flinke ingreep, daar alle sleepspullen in de loop der tijd
van het schip afgesloopt waren. Er werd door de werf samen met de
scheepvaartinspectie een berekening gemaakt hoe sterk de sleepinstallatie
moest worden. Dit vanwege de krachten die bij het slepen op onderdelen van
het schip zouden optreden. Dat was nog een heel gereken omdat de Irene voorzien was van
Kort-straalbuizen. Deze brengen zo'n 25% extra vermogen. In Engeland werd
een zware patent-sleephaak besteld. Er werd bij Schram een sleepbeting geplaatst op de achterroef,
waaraan de sleephaak werd bevestigd. Deze sleepbeting werd doorgetrokken tot op de fundatie van
de motoren. De roef werd versterkt, overlopen voor de sleepdraad werden
gemaakt en een autokraan werd geplaatst. Bij Lankhorst werd een sleeptros
besteld van 150 meter lengte. Er werd ook een kopschroef besteld, daarvan
was de levertijd echter vrij lang, zodat die pas in oktober 1980 geplaatst
kon worden.
Half januari 1980 vertrokken wij uit Rotterdam met onze eerste
sleep richting Neuss met het sleepschip Epsilon van 3000 ton. We noemden de
Epsilon gekscherend een drijvend eiland. We
hadden heel wat bekijks. Er waren veel oudere schippers die belangstelling
hadden, omdat wij probeerden een beetje Hollands Glorie op de Rijn terug te
brengen.
Dit wordt een hoofdstuk apart.
wordt vervolgd op Nostalgie
6 |
|